De HIGH FIVE van de Bollenstreek 2024-03-10T17:45:59+01:00

In de Bollenstreek worden al 25 jaar de Bollenvogels geteld. In dit agrarische weidse landschap doen onze High Five het goed. Dat komt doordat de bollenteelt een open landschap creëert en er lange perioden met rust op het land zijn, wanneer de bollen en de planten groeien en bloeien.

Door deze combinatie van openheid en rust kent de Bollenstreek een uitzonderlijke aanwezigheid van vogels, te weten: de scholekster, de kievit, de veldleeuwerik, de gele kwikstaart en de patrijs.

Vanaf de wegen in de hele streek kun je de vogels horen en zien, dus hou de ogen en oren goed open voor:

 

De scholekster (Haematopus ostralegus)

De scholekster is een zwart-witte steltloper uit de familie van de scholeksters (Haematopodidae). Hij wordt ook wel bonte piet genoemd vanwege het zwart-witte verenkleed. Maar ook omdat je, al je goed luistert, hoort dat hij zijn eigen naam roept: tepiet, tepiet, tepiet…. Opvallend zijn de oranje snavel en oranje poten. Ook rond zijn ogen heeft hij een oranje ring.

De broedtijd van de scholekster loopt van half april tot in juli. Ze leggen meestal 3 en soms 4 eieren in een nest, gemaakt in een ondiep kuiltje in de grond. Na 25 – 27 dagen broeden komen de eieren uit. De jongen worden, in tegenstelling tot de meeste weidevogels, nog een tijdje door hun ouders gevoerd, met wormen die met de snavel uit de grond worden gepeurd.

De scholekster is bekend vanwege zijn verdediging van het nest. Wanneer een roofdier het nest nadert, doet de scholekster zich voor alsof hij kreupel is om de belagers van het nest weg te lokken.

Eenmaal op enige afstand van het nest vliegt hij weg.

Scholeksters zijn bijzonder gehecht aan hun territorium. Zelfs als dit door omstandigheden minder gunstig is geworden, komen ze er toch weer terug om te broeden. De beste broedplekken worden bezet gehouden door reeds succesvolle paren. Daarbij komt dat scholeksters makkelijk 30 jaar oud kunnen worden. In Nederland werd ooit een scholekster aangetroffen van 46 jaar oud!

Voor meer informatie over de scholekster klik hier voor SOVON en hier voor Vogelbescherming.

 

De kievit (Vanellus vanellus)

De kievit is een weidevogel uit de familie van de plevieren (Charadriidae). Opvallend is zijn karakteristieke zwarte kuif en de donkergroene rug en vleugels met paarse gloed. Zijn stuit is wit maar hij heeft een zwarte vlek met witte rand aan het uiteinde van zijn staart. De kuif van de mannetjes is langer dan die van de vrouwtjes. De brede vleugels gebruikt hij voor de mooiste duikelvluchten bij het baltsen. De kievit roept ook zijn eigen naam: kiehieviet, kiehieviet…

Kieviten nestelen in een kuiltje met wat strootjes op de grond en leggen al van begin maart de eerste eitjes en hebben tot in juni de tijd om twee legsels groot te brengen. De broedtijd is 26 -29 dagen en de jongen zijn met 35 – 40 dagen vlieg-vlug. Kieviten zijn nestvlieders: de jongen verlaten het nest direct om met de ouders eten te zoeken. Zij nestelen ook vaak bij elkaar zodat zij gezamenlijk de roofvogels kunnen verjagen door deze achterna te zitten en van de jongen af te leiden.

De kievit leeft in een zo open mogelijk landschap. Vaak is dat weiland, maar hij heeft zeker ook de bollenvelden als broed- en leefgebied ontdekt. Het is een echte oogjager en zoekt zijn eten door lopen, stilstaan en pikken. Hij eet insecten(larven) spinnen en slakjes, op of net onder de grond. Tijdens maanlichte nachten gaat hij op zoek naar regenwormen. Dan trappelt hij op de grond waardoor de wormen naar boven komen.

Voor meer informatie over de kievit klik hier voor SOVON en hier voor Vogelbescherming.

 

De veldleeuwerik (Alauda arvensis)

De veldleeuwerik is een zangvogel uit de familie van de leeuweriken (Alaudidae). Kenmerkend is dat hij al zingend naar grote hoogte stijgt, daar enige momenten zingend rondvliegt om vervolgens in stilte te dalen. Op deze manier bakent de vogel zijn territorium af. De veldleeuwerik heeft een korte kuif die hij plat kan leggen, een puntige, forse snavel en een bruingeel verenkleed. Als hij vliegt zijn twee witte banden aan de buitenste zijde van de staart te zien en onderaan de vleugels een witte band.

De veldleeuwerik eet graag zaden, klaverbladeren, rupsen, larven, regenwormen en kevers. Het legsel bestaat meestal uit drie tot zes lichtgele, lichtgroene, lichtbruine of lichtgrijze eieren. In de jaren 1970 was de veldleeuwerik de meest verspreid voorkomende vogel in Nederland. Een voorzichtige schatting van het aantal broedparen lag tussen de 500.000 en 750.000.  

In de periode 2018-2020 is het aantal broedparen geschat op 34.000-44.000. Een veldleeuwerik houdt echt van een zeer open landschap en hoor je niet dicht bij de bosrand of bebouwing.

Voor meer informatie over de veldleeuwerik klik hier voor SOVON en hier voor Vogelbescherming.

 

De gele kwikstaart (Motacilla flava)

De gele kwikstaart is een zangvogel uit de familie van de piepers en kwikstaarten (Motacillidae). Gele kwikstaarten worden ongeveer 16 cm groot, iets kleiner dan de grote gele kwikstaart. De soort die het meest in Nederland voorkomt is Motacilla flava flava. De Bollenstreek is één van de weinige regio’s in Nederland waar ook nog een andere ondersoort broedt, namelijk de Engelse kwikstaart Motacilla flava flavissima.

Elke soort heeft een groenig bruine rug en heldergele buik, die bij het vrouwtje iets lichter is. De staart is bruinzwart met witte buitenpennen. Het koppatroon verschilt per soort.

De gele kwikstaat broedt van eind april tot juli. Hij heeft 1 of 2 legsels met 4 -6 eieren waarop hij 12-14 dagen broedt. De jongen blijven 10 – 13 dagen op het goed verstopte grondnest en kunnen daarna al snel vliegen. De gele kwikstaart is vooral in gemengde gebieden te vinden en doet het erg goed in de bollenvelden. Ze eten kevers, vliegen, muggen en wantsen. Ze lopen en rennen hun eten achterna en doen dit graag tussen grazend vee.

De gele kwikstaart is in 2004 als gevoelig op de Rode Lijst gezet. In de periode 2018-2020 waren er tussen de 42.000 en 74.000 broedparen in Nederland.

Voor meer informatie over de gele kwikstaart klik hier voor SOVON en hier voor Vogelbescherming.

 

De patrijs (Perdix perdix)

De patrijs (ook wel veldhoen) is een akkervogel uit de familie van de fazantachtigen (Phasianidae). Een volwassen patrijs is 28 à 32 centimeter lang en is compact met een rond lichaam. Ze hebben een oranje keel, wangen en wenkbrauwstreep.

Op het eerste gezicht lijken de mannetjes en vrouwtjes op elkaar maar de mannetjes hebben een donkerbruine buikvlek in de vorm van een hoefijzer. Deze is bij de vrouwtjes een stuk kleiner, grauwer, of geheel afwezig. De jongen hebben geen borstvlek. Ze zijn de eerste maanden geelbruin tot grijsbruin.

In najaar en winter zie je families (kluchten) in groepen tot wel 40 stuks overwinteren. Vroeg in januari beginnen de eerste hanen al te roepen en kiezen de vrouwtjes een partner op basis van zijn zangkwaliteiten. Het broeden begint vanaf eind april, met een eventueel tweede legsel in augustus of september. Het eerste legsel bestaat uit wel 15-17 eieren, een tweede legsel telt minder eieren.

Het nest is een ondiep kuiltje met plantaardige materialen, dat gebouwd wordt onder een heg of andere dichte vegetatie. Het voedsel bestaat uit zaden, onkruiden, granen, bladeren van grassen en klaver en insecten.

Patrijzen komen voor in grote delen van het Europa en het westen van Azië. Ze hebben een voorkeur voor extensief beheerde landbouwgebieden met kleinschalige elementen; weilanden, graanakkers, akkerranden, wegranden en braakliggende terreinen met houtwallen, singels of heggen.

Sinds het begin van de 20e eeuw gaat de patrijs overal in aantal achteruit, onder andere door een gebrek aan insecten voor de jongen. Ook is er een afname van nestgelegenheid ten gevolge van intensieve landbouw en veeteelt waardoor kleinschalige elementen als heggen, kruidenrijke overhoekjes en stoppelakkers verdwijnen. Bovendien lopen jonge vogels en nesten in het broedseizoen het risico om kapot gemaaid te worden.

De achteruitgang is in Nederland goed gedocumenteerd; dit begon al in de periode 1950 tot 1970. In 2007 waren er nog ± 10.000 broedparen in Nederland en in de periode 2018 – 2020 waren dat er nog maar 4300 -5400. Geen wonder dat de patrijs op de Nederlandse Rode Lijst staat.

In de Bollenstreek broedden nog zeker 30 paren en loopt er sinds 2018 een patrijzenproject dat door het treffen van maatregelen zoals het zaaien van bloemenmengsels en het plaatsen van nieuwe heggen en hagen het leefgebied van de patrijs probeert te verbeteren. Mede hierdoor is de stand van de patrijs de laatste jaren stabiel.

Klik hier voor informatie over ons patrijzenproject.

Voor meer informatie over de patrijs klik hier voor SOVON en hier voor Vogelbescherming.